U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

FNV Handel en CNV Vakmensen mogen hun acties in verschillende distributiecentra van Jumbo voortzetten. Dat heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland beslist. De Jumbo had een kort geding aangespannen om de acties van medewerkers te verbieden.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

voorzieningenrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: C/16/436782 / KG ZA 17/251 LH/1040

Kort geding vonnis van 13 april 2017

inzake

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Jumbo Distributiecentrum B.V.,

gevestigd te Veghel,

verder ook te noemen Jumbo,

eisende partij,

advocaat: mr. S. Sikkink,

tegen:

1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

Federatie Nederlandse Vakbeweging,

gevestigd te Utrecht,

verder ook te noemen FNV,

en

2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

CNV Vakmensen.nl,

gevestigd te Utrecht,

verder ook te noemen CNV,

gedaagde partij,

advocaten: mr. R. van der Stege en mr. L.C.J. Sprengers.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

- de op 12 april 2017 betekende dagvaarding en de bijbehorende producties 1 tot en met 29;

- de door FNV en CNV op 13 april 2017 toegezonden producties 1 tot en met 5;

- de pleitaantekeningen van mr. Sikkink;

- de pleitaantekeningen van mrs. Van der Stege en Sprengers;

- de aantekeningen van het verhandelde ter zitting van 13 april 2017.

1.2.

Na sluiting van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter op 13 april 2017 omstreeks 17.10 uur mondeling vonnis gewezen. Het onderstaande vormt hiervan de schriftelijke uitwerking, die op 19 april 2017 is vastgesteld en aan partijen toegezonden.

2 De feiten

2.1.

Jumbo Distributiecentrum B.V. (hierna kortweg: Jumbo) maakt onderdeel uit van een groep van vennootschappen die een van de grootste supermarktketens in Nederland exploiteren. Jumbo houdt daartoe een netwerk van distributiecentra in stand, van waaruit de supermarkten die - veelal door franchisenemers - de Jumbo-formule toepassen worden bevoorraad. De groep heeft ruim 60.000 werknemers in dienst. Bij de distributiecentra werken ongeveer 3.000 werknemers, onder wie logistiek medewerkers en chauffeurs.

2.2.

FNV en CNV zijn vakverenigingen die zich onder meer ten doel stellen de belangen van de werknemers van Jumbo te behartigen. Daartoe plegen zij met Jumbo collectieve onderhandelingen te voeren over de arbeidsvoorwaarden in de onderneming. FNV en CNV zijn aan werknemerszijde, samen met Reformatorisch Maatschappelijke Unie Medewerkers, partij bij de laatstelijk met Jumbo afgesloten CAO Jumbo Logistiek, een ondernemings-CAO die is aangegaan voor de periode van 1 april 2016 tot en met 31 maart 2017.

2.3.

In het kader van de totstandkoming van de CAO Jumbo Logistiek 2016-2017 hebben FNV en Jumbo op 22 maart 2016 een afspraak gemaakt over ‘duurzame loonkostenontwikkeling.’ Deze afspraak luidt als volgt:

‘FNV Handel en Jumbo Distributiecentrum stellen vast dat de loonkosten en loonniveaus in de sector Supermarkten Logistiek fors verschillen. FNV Handel erkent dat het loongebouw van Jumbo logistiek boven het gemiddelde ligt in de sector. FNV Handel en Jumbo Distributiecentrum vinden deze situatie ongewenst, Jumbo Distributiecentrum met name vanwege haar concurrentiepositie en FNV Handel gelet op haar uitgangspunt ‘Gelijk Werk Gelijk Loon’. Partijen spreken af dat beide zich in deze cao-periode en daarna, naar vermogen zullen inzetten om gelijkheid te realiseren in de loonkosten en loonniveaus in de sector Supermarkten Logistiek.

In de komende maanden doen partijen onderzoek naar de omvang en inhoud van de loonkosten bij Jumbo Distributiecentrum en vergelijken de loonkosten en loonniveaus met de rest van de sector. De resultaten van dit onderzoek vinden hun vertaling aan de cao-tafel begin volgend jaar. FNV Handel en Jumbo Distributiecentrum streven hierbij naar een duurzame loonkostenontwikkeling die goed is voor de medewerkers en voor Jumbo.’

Deze afspraak is op 22 maart 2016 namens Jumbo ondertekend door mevrouw G. Kuiper en namens FNV Handel door de heer H. van der Ploeg.

2.4.

In het persbericht dat zij op 22 maart 2016 samen met FNV heeft doen uitgaan, heeft CNV zich achter de eerder die dag tussen FNV en Jumbo tot stand gekomen afspraak over de loonkostenontwikkeling in de sector geschaard. Waar in het gezamenlijke persbericht delen uit die afspraak worden aangehaald, wordt de partij die aan werknemerszijde bij de afspraak betrokken is, in meervoud, als ‘(v)akorganisaties’ en ‘de bonden’ aangeduid.

2.5.

Het in de afspraak van 22 maart 2016 bedoelde vergelijkend onderzoek is uitgevoerd door een paritair samengestelde werkgroep van de AWVN. In haar ‘Rapport Beloningsvergelijking Jumbo’ van 10 oktober 2016 heeft AWVN geconcludeerd dat de beloning voor de functies van logistiek medewerker (niveau 1 tot en met 3), chauffeur en teamleider Logistiek/Transport overeenkomstig de CAO Jumbo Logistiek (in de vorm van lonen, ploegentoeslag, toeslag voor bijzondere uren en overwerk, vakantiebijslag en eindejaarsuitkering, gerelateerd aan de netto arbeidsduur inclusief extra verlof vanwege leeftijd en diensttijd) hoger ligt dan die ingevolge de VGL-CAO (die geldt voor Lidl, Aldi, Dirk van den Broek, Dekamarkt, Hoogvliet en Deen) en de GIL-CAO (die geldt voor Plus, Coop, Emte en Spar), maar lager ligt dan die in de CAO voor Albert Heijn. Jumbo, noch FNV en CNV hebben inhoudelijke kritiek geuit op de wijze waarop het AWVN-onderzoek is uitgevoerd of op de inhoud van de onderzoeksbevindingen.

2.6.

Bij brief van 6 januari 2017 heeft Jumbo, met het oog op het aflopen van de CAO Jumbo Logistiek 2016-2017 per 31 maart 2017 en het aanstaande overleg over een nieuwe CAO, aan FNV en CNV op vier aandachtsgebieden voorstellen gedaan, te weten: optimalisatie in de logistiek; behoefte aan meer bezetting in het weekend, op feestdagen en ’s nachts; de gezondheid, scholing en opleiding van medewerkers; en loonontwikkeling. Wat betreft dit laatste heeft Jumbo in haar brief benadrukt dat de marges bij haar ‘Elke Dag Laagste Prijs’-formule klein zijn en dat zij binnen de sector streeft naar eerlijke concurrentie op het gebied van arbeidsvoorwaarden. Onder verwijzing naar de afspraak van 22 maart 2016 en de uitkomsten van het AWVN-onderzoek stelde Jumbo voor om binnen de vier genoemde aandachtsgebieden ‘in de komende onderhandelingen sterker de nadruk (te) leggen op het thema gelijkheid in de loonkosten en loonniveaus in de sector Supermarkten Logistiek’ en ‘een pas op de plaats te maken om zodoende de loonniveaus in de VGL CAO en de GIL CAO in de gelegenheid te stellen het verschil met de CAO Jumbo Logistiek in te lopen.’ Jumbo liet voorts weten ‘geen toezeggingen (te kunnen) doen over groei van het aantal vaste banen’, omdat ‘de noodzaak (-) van een flexibele schil van medewerkers, ingevuld door uitzendkrachten’ volgens haar blijft bestaan.

2.7.

In haar brief van 6 januari 2017 heeft FNV voor het aanstaande CAO-overleg onder meer ingezet op een salarisverhoging van 2½% per jaar, op verlaging van de werkdruk en - mede in verband met de ervaren werkdruk - op een evenwichtigere verdeling tussen ‘flex’ en ‘vast’ personeel door medewerkers met ‘een onzeker contract’ na negen maanden ‘een vast contract’ aan te bieden en door bij het vertrek van een werknemer in vaste dienst een tijdelijke medewerker of een uitzendkracht te laten doorstromen naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. CNV heeft in haar inzetbrief onder meer voorgesteld de lonen te verhogen ‘met een percentage waarbij koopkrachtbehoud, inflatie, productiviteit en bedrijfssituatie bepalende factoren zijn’ (nadien heeft CNV zich aangesloten bij de FNV-looneis van 2½%) en ‘een afspraak te maken over het aantal tijdelijke contracten/uitzendkrachten waarvan het contract wordt omgezet in een vast dienstverband.’

2.8.

Op 11 januari, 24 januari, 13 februari en 7 maart 2017 hebben partijen vervolgens overleg gevoerd over een nieuwe CAO Jumbo Logistiek. In dit overleg is gebleken dat partijen, Jumbo enerzijds en de bonden anderzijds, van mening verschillen over de invulling die moet worden gegeven aan de afspraak van 22 maart 2016. Jumbo heeft zich op het standpunt gesteld dat uit die afspraak volgt dat, vergeleken met de VGL-CAO en de GIL-CAO, sprake zal moeten zijn van loonmatiging in de nieuwe CAO Jumbo Logistiek. Daarmee strookt de FNV-looneis van 2½%, die gelijk is aan de landelijke inzet van deze vakbond, volgens haar niet. Jumbo heeft hieraan de consequentie verbonden dat er eerst duidelijkheid moet zijn over de loonontwikkelingen elders in de sector, alvorens met haar afspraken kunnen worden gemaakt over de andere CAO-onderwerpen, daaronder de verdeling ‘flex/vast’. FNV en CNV gaven daartegenover te kennen eerst met Jumbo afspraken te willen maken over de andere onderwerpen die in hun inzetbrieven zijn genoemd (zoals de werkdruk en de ‘flex/vast’-verdeling), om naar aanleiding daarvan te bepalen of hun initiële looneis wordt bijgesteld. In het overleg van 13 februari 2017 heeft Jumbo zich - onder voorbehoud van een akkoord over loonmatiging - bereid verklaard de verhouding ‘flex/vast’ terug te brengen tot 30/70. De bonden eisten een verhouding 20/80. Zij verzochten Jumbo om nadere informatie omtrent het personeelsbestand te verstrekken, opdat zou kunnen worden onderhandeld over een totaalpakket aan in de nieuwe CAO op te nemen arbeidsvoorwaarden.

2.9.

Nadat Jumbo in het overleg van 7 maart 2017 was teruggekomen van haar tevoren alsnog opgevatte voornemen om met een integraal CAO-bod te komen waarin óók de loonontwikkeling zou zijn betrokken, heeft zij bij e-mail van 9 maart 2017 aan FNV en CNV herhaald van mening te zijn dat toch eerst de uitkomsten van de andere in de sector te voeren CAO-onderhandelingen bekend moeten zijn voordat ‘een onderbouwd loonbod’ kan worden gedaan ‘dat voor Jumbo passend is binnen de afspraken van 22 maart 2016.’ Omdat een uiteindelijk af te spreken loonsverhoging met terugwerkende kracht tot 1 april 2017 zou worden toegepast, meende Jumbo dat de betrokken werknemers van de vertraging geen hinder zouden ondervinden. Jumbo nodigde de bonden uit om in de komende tijd ‘verkennende gesprekken’ te voeren, opdat ‘we snel (kunnen) overgaan tot de werkelijke onderhandelingen over het totaalpakket, zodra er meer duidelijkheid is over de loonontwikkeling in de andere cao’s.’

2.10.

In hun gezamenlijke brief van 20 maart 2017 hebben FNV en CNV hun bezwaren tegen de door Jumbo gekozen opstelling uiteengezet: ‘Helaas wil Jumbo alleen verder gaan met het voeren van gesprekken onder de voorwaarde dat ze uitsluitend verkennend van aard zijn en dat er pas onderhandeld kan worden als er een akkoord is over een cao bij GIL, VGL en AH. Deze door Jumbo gestelde voorwaarde om verder tot collectief overleg te komen, is voor de bonden onacceptabel. Wij willen nu onderhandelen om tot een cao-akkoord te komen. De cao Jumbo loopt op 31 maart a.s. en er liggen zeer urgente kwesties, waaronder de werkdruk, waar wij afspraken over willen maken.’ De bonden deelden Jumbo mee ‘uitonderhandeld’ te zijn.

2.11.

Op maandag 27 maart 2017 hebben FNV en CNV een petitie aangeboden, waarin hun leden Jumbo opriepen om tegemoet te komen aan de vakbondseisen en vóór 1 april 2017 een nieuwe CAO Jumbo Logistiek af te sluiten. De bonden verzochten Jumbo binnen een week op de petitie te reageren.

2.12.

Bij brieven van woensdag 29 maart 2017 hebben FNV en CNV aan Jumbo een ultimatum gesteld: als niet vóór maandag 3 april 2017 om 18.00 uur gehoor zou worden gegeven aan de CAO-eisen, onder meer tot verhoging van de lonen met 2½%, het terugbrengen van de verhouding ‘flex-vast’ naar 20/80 en het uitvoeren van een werkdrukanalyse, moest Jumbo vanaf dat tijdstip rekening houden met ‘acties’ waaronder ‘werkonderbrekingen en werkstakingen voor kortere of langere duur’, aldus de bonden. Intussen verklaarden zij zich bereid met Jumbo technisch overleg over te nemen veiligheidsmaatregelen te voeren.

2.13.

In de brief van haar advocaat van 3 april 2017 heeft Jumbo herhaald dat ‘(z)olang niet duidelijk is hoe de loonafspraken in de cao’s van VGL, GIL en AH eruit gaan zien, (-) geen concrete invulling gegeven (kan) worden aan d(-)e afspraak’ (van 22 maart 2016) en de bonden daarom in strijd met die afspraak handelen door een loonsverhoging van 2½% te eisen. Jumbo verklaarde zich bereid tot ‘een onderhandeling over alle onderdelen van het pakket, ook de lonen, mits deze afhankelijk wordt gemaakt van de uitkomst aan de andere cao tafels, conform de afspraak van 22 maart 2016.’ De bonden werden uitgenodigd voor een overleg op 6 april 2017.

2.14.

Onder verwijzing naar hun eerdere ultimatum hebben de bonden deze uitnodiging niet geaccepteerd. ‘Partijen zijn uitonderhandeld en wij zullen daarom overgaan tot het organiseren en voeren van collectieve acties. Wij zullen vandaag met Jumbo contact opnemen over het nemen van veiligheidsmaatregelen gedurende de acties’, aldus FNV en CNV in hun brieven van 3 april 2017.

2.15.

Verdere correspondentie tussen partijen heeft geen wijziging in de over en weer ingenomen standpunten gebracht. Van maandag 3 tot en met maandag 10 april 2017 hebben leden van FNV en CNV deelgenomen aan door hun bonden georganiseerde prik- en stiptheidsacties.

2.16.

Op maandag 10 april 2017 heeft Jumbo haar personeel ingelicht over het besluit om de lonen met ingang van 1 april 2017 - alvast - eenzijdig te verhogen met 1½%.

2.17.

Op dinsdag 11 april 2017 hebben FNV- en CNV-leden, werkzaam in de distributiecentra van Jumbo, het werk neergelegd.

3 De vordering van Jumbo

3.1.

Jumbo vordert in dit kort geding primair, zakelijk samengevat, dat FNV en CNV worden veroordeeld om zich te onthouden van collectieve acties die de bedrijfsvoering van Jumbo hinderen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom. Voorts vordert Jumbo dat FNV en CNV, eveneens onder dwangsom, worden veroordeeld om de afspraak van 22 maart 2016 na te komen door de loonniveaus in de branche te betrekken bij de onderhandelingen over de nieuwe CAO Jumbo Logistiek, op een wijze die concreet bijdraagt aan de bij die afspraak overeengekomen nivellering van de loonniveaus. Subsidiair vordert Jumbo dat FNV en CNV worden veroordeeld om, ingeval zij doorgaan of starten met het voeren van collectieve actie in haar onderneming, haar daarvan per e-mail aankondiging te doen, waarbij in elk geval de aard en het tijdstip van aanvang en einde van de collectieve acte wordt vermeld, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom. Ten slotte vordert Jumbo dat FNV en CNV worden veroordeeld in de proces- en nakosten met rente.

3.2.

Jumbo legt aan haar vordering ten grondslag dat FNV en CNV onrechtmatig handelen door hun leden, werkzaam bij Jumbo, op te roepen tot het voeren van collectieve acties. Jumbo voert hiertoe aan dat de collectieve acties niet vallen onder de bescherming van artikel 6, aanhef en onder 4 Europees Sociaal Handvest (ESH), althans dat deze ingevolge artikel G van dit verdrag niet zijn toegestaan omdat beperking van het recht op collectieve actie in dit geval maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk is ter bescherming van de rechten en vrijheden van Jumbo en haar franchisenemers (die ongeveer 60% van haar winkelbestand uitmaken) en die van hun klanten, de consumenten.

3.3.

Jumbo beroept zich erop dat de acties voorbarig zijn en in strijd komen met het ultimum remediumbeginsel, omdat de bonden zich bij de afspraak van 22 maart 2016 jegens Jumbo hebben verplicht om zich in te zetten voor de nivellering van de lonen in de sector Supermarkten Logistiek en om de uitkomsten van het AWVN-onderzoek te vertalen naar het overleg over de nieuwe CAO Jumbo Logistiek. Hiermee is de looneis van de bonden van 2½% niet te verenigen. Door een loonsverhoging te eisen die gelijk is aan de landelijke CAO-inzet (van FNV) en door er niet in te bewilligen dat het overleg met Jumbo pas tot definitieve afspraken over het in de nieuwe CAO Jumbo Logistiek op te nemen totaalpakket aan arbeidsvoorwaarden kan leiden zodra bekend is hoe de lonen zich de komende tijd in de andere CAO’s in de sector ontwikkelen, schenden FNV en CNV de afspraak van 22 maart 2016. Het resultaat van hun onvoorwaardelijke looneis van 2½% is dat de lonen in de VGL-en de GIL-CAO met (veel) meer dan dit percentage zullen moeten stijgen, wil het verschil met de door Jumbo verschuldigde lonen kleiner worden. Dat is allerminst realistisch. Met hun uitleg van de afspraak van 22 maart 2016 miskennen de bonden bovendien dat deze afspraak niet ziet op die andere CAO-onderhandelingen in de sector, maar op (hun opstelling in) het overleg over de nieuwe CAO Jumbo Logistiek.

3.4.

Jumbo verwijt de bonden dat zij de vereiste procedurele zorgvuldigheid niet in acht hebben genomen. Zo is de periode van een week die de bonden Jumbo bij het aanbieden van de petitie op 27 maart 2017 hebben gegeven, doorkruist door het ultimatum van twee dagen later. Na dat ultimatum zijn de acties niet nader aangezegd en is Jumbo - ondanks haar aandringen om van de geplande acties op de hoogte te worden gesteld - bewust in het ongewisse gelaten over het moment van aanvang, de aard, omvang en duur van de acties. Hierdoor heeft Jumbo geen passende (veiligheids)maatregelen kunnen nemen.

3.5.

Jumbo voert ten slotte aan dat de collectieve acties, gezien het klaarblijkelijke doel en het belang dat de bonden erbij hebben, afgezet tegen de schadelijke gevolgen ervan, disproportioneel zijn. Het belang van de bonden om in dit stadium actie te voeren staat niet in verhouding tot het belang dat Jumbo heeft bij het uitblijven en beëindigen van acties. Het inhoudelijke CAO-overleg was amper begonnen toen de bonden verder overleg weigerden. Waar Jumbo bereid is (en is geweest) inhoudelijk en serieus met de bonden te overleggen en een loonsverhoging nooit heeft willen uitsluiten, zijn FNV en CNV er slechts op uit om haar zo hard mogelijk te raken door juist in de week voor Pasen, wanneer de omzet (net als voor Kerst) 20 tot 25% hoger ligt dan anders, tot staking in de distributiecentra op te roepen, waardoor de bevoorrading van Jumbo-winkels ernstige hinder ondervindt. De directe materiële schade die Jumbo hierdoor inmiddels heeft geleden beloopt ongeveer € 500.000,-- en zal bij voortduren van de acties exponentieel toenemen. Versproducten zullen door de vertraging niet meer als vers kunnen worden verkocht, hetgeen tot verspilling van voedsel leidt. Mede gezien de media-aandacht lijdt Jumbo door de acties ook reputatieschade.

4 Het verweer van de bonden

4.1.

FNV en CNV voeren verweer. Zij beroepen zich op de bescherming die artikel 6, aanhef en onder 4 ESH biedt aan werknemers en vakbonden bij hun collectief optreden. Er is sprake van een klassiek belangenschil, nu het de bonden te doen is om de in een nieuwe CAO Jumbo Logistiek op te nemen arbeidsvoorwaarden. Met de afspraak van 22 maart 2016, die alleen door FNV met Jumbo is gemaakt, is niet beoogd dat bij het CAO-overleg in 2017 geen looneis zou mogen worden gesteld. De ‘vertaling’ van het AWVN-onderzoek naar dat overleg betreft uiteraard de eigen vertaling van de bonden. Voor zover de bedoelde afspraak inspanningsverplichtingen in het leven heeft geroepen, wordt daaraan door de bonden ruimschoots voldaan. Zij richten zich op de verbetering van de beloning in de VGL- en de GIL-CAO, teneinde te bereiken dat de beloningsverschillen in de sector afnemen. De collectieve acties bij Jumbo zijn dan ook volgens de bonden in beginsel rechtmatig.

4.2.

Het bepaalde in artikel G ESH biedt geen grondslag voor een beperking van het grondrecht van de bonden op collectieve actie. De acties zijn bij brieven van 29 maart 2017 tijdig aangezegd. Die aanzegging hoeft bij uitbreiding van de acties niet te worden herhaald. Het aanbod van de bonden om technisch overleg te voeren over eventueel te nemen veiligheidsmaatregelen heeft Jumbo afgeslagen, omdat haar protocol daarin reeds zou voorzien. Van enig veiligheidsrisico is, nu geen poortblokkades plaatsvinden, geen sprake. Diepvriesvoedsel blijft zo nodig in de vriescellen en overtollige verse melk gaat terug naar de leverancier. De schade die Jumbo door de acties stelt te lijden, wordt betwist, maar is inherent aan een werkonderbreking als de onderhavige en vormt daarmee een normaal bedrijfsrisico, dat Jumbo kan vermijden door aan de eisen van de bonden tegemoet te komen.

5 De beoordeling van het geschil

Beoordelingskader

5.1.

De voorzieningenrechter stelt, mede met het oog op de stakingsrechtspraak van de Hoge Raad in het zogenoemde Enerco-arrest (van 31 oktober 2014, gepubliceerd in NJ 2015, 252) en in het Amsta-arrest (van 19 juni 2015; JAR 2015, 188) het volgende voorop.

5.2.

Het recht van werknemers, of de hen vertegenwoordigende vakbonden, en werkgevers op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen, met inbegrip van het stakingsrecht, is neergelegd in artikel 6, aanhef en onder 4 ESH. De strekking van deze bepaling, die volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad in Nederland rechtstreekse werking heeft, is het waarborgen van de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Deze strekking brengt, mede gezien het karakter van dit recht als sociaal grondrecht, mee dat een werknemersorganisatie in beginsel vrij is in de keuze van middelen om haar doel te bereiken.

5.3.

Of sprake is van een collectieve actie in de zin van genoemde ESH-bepaling wordt vooral bepaald door het antwoord op de vraag of de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Het is aan de organisatoren van een collectieve actie om aannemelijk te maken dat dit het geval is. Indien zij daarin slagen, valt de collectieve actie onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4, ESH. De uitoefening van het recht op collectief optreden kan dan slechts worden beperkt langs de weg van artikel G ESH , overeenkomstig hetgeen op dat punt is aanvaard in de rechtspraak van de Hoge Raad. Of een collectieve actie van werknemers tijdig tevoren aan de werkgever is aangezegd en of de collectieve actie voldoet aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit (de zogenaamde ‘spelregel’-toetsing), vormt geen zelfstandige maatstaf om te beoordelen of een collectieve actie rechtmatig is. De naleving van die ‘spelregels’ is dus geen zelfstandige voorwaarde voor die rechtmatigheid. Het ligt op de weg van de werkgever, of van een derde, die eist dat de uitoefening van het recht op collectieve actie in het concrete geval wordt beperkt of uitgesloten, om aannemelijk te maken dat deze beperking of uitsluiting naar de maatstaf van artikel G ESH gerechtvaardigd is. Dit is slechts het geval indien beperkingen van het recht op collectieve actie maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn. Bij de beoordeling van die vraag dient de rechter alle omstandigheden mee te wegen. Daarbij kunnen onder meer van belang zijn de aard en duur van de actie, de verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel, de daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de werkgever of derden, en de aard van die belangen en die schade. In dit verband kan ook (onder omstandigheden zelfs beslissende) betekenis toekomen aan het antwoord op de vraag of de hiervoor genoemde ‘spelregels’ zijn nageleefd.

Toespitsing op het geschil van partijen

5.4.

De voorzieningenrechter begrijpt de stellingen van Jumbo aldus dat zij allereerst meent dat de op 11 april 2017 in haar distributiecentra uitgebroken staking van FNV- en CNV-leden niet onder de bescherming van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH valt. Ter zitting heeft de advocaat van Jumbo immers onder meer betoogd dat de acties ‘in strijd (zijn) met de kern van het stakingsrecht’ en dat de ‘harde looneis van 2,5% in strijd is met de gemaakte afspraken om te komen tot een nivellering, zodat het vasthouden daaraan (-) volstrekt onhoudbaar is’ (pleitaantekeningen van mr. Sikkink onder 2.7). Gelezen in samenhang met de stellingen in de door Jumbo uitgebrachte dagvaarding, inhoudende dat de ‘onvoorwaardelijke looneis (-) absoluut niet te rijmen (is) met de afspraak uit maart 2016’ (dagvaarding, onder 2.28), dat de bonden zich destijds jegens haar hebben verplicht om de uitkomsten van het AWVN-onderzoek van 10 oktober 2016 ‘naar de onderhandelingstafel te brengen voor een nieuwe cao’ (dagvaarding, onder 2.27) en de vakbonden dit hebben geweigerd, waardoor het van ‘enigszins serieuze en concrete onderhandelingen’ (dagvaarding, onder 4.9) nog niet is gekomen, moet dit als de meest verstrekkende grondslag van de vordering van Jumbo worden aangemerkt.

5.5.

In het genoemde Amsta-arrest heeft de Hoge Raad tot uitdrukking gebracht dat er, gezien de strekking van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH - te weten: het waarborgen van de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen - en gelet op het karakter van dit recht als sociaal grondrecht, geen aanleiding is om het begrip ‘collectief optreden’ beperkt uit te leggen. Een collectieve actie valt reeds onder het bereik van genoemde verdragsbepaling - en kan dan slechts langs de weg van artikel G ESH verboden of beperkt worden - indien de vraag of de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen bevestigend wordt beantwoord. In dit licht bezien, kan Jumbo niet worden gevolgd in haar standpunt dat de afspraak van 22 maart 2016 meebrengt dat FNV en CNV in het begin januari 2017 gestarte overleg over de nieuwe CAO Jumbo Logistiek niet hebben mogen inzetten op, en streven naar, een loonsverhoging van 2½% en dat zij het CAO-overleg niet hebben mogen opschorten omdat Jumbo geen definitieve afspraken over het totaalpakket aan arbeidsvoorwaarden in die nieuwe CAO wenste te maken voordat de uitkomst van de onderhandelingen over de andere CAO’s in de sector bekend is. De vrijheid die de bonden hebben om zelf te bepalen op welke wijze zij zich voor hun leden, werkzaam bij Jumbo, inzetten wordt door de afspraak van 22 maart 2016 niet zodanig ingeperkt dat zij zich thans van collectieve acties dienen te onthouden. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe als volgt.

5.6.

De afspraak van 22 maart 2016 houdt, voor zover in dit geding van belang, in dat FNV zich ‘naar vermogen (zal) inzetten om gelijkheid te realiseren in de loonkosten en loonniveaus in de sector Supermarkten Logistiek’ en dat ‘de resultaten van (het AWVN-) onderzoek (-) hun vertaling vinden aan de cao-tafel volgend jaar.’ Laatstbedoelde zinsnede moet worden gelezen in samenhang met de slotzin, die luidt: ‘FNV Handel en Jumbo Distributiecentrum streven hierbij naar een duurzame loonkostenontwikkeling die goed is voor de medewerkers en voor Jumbo.’ Omdat CNV zich bij het persbericht van 22 maart 2016, bij brief van 29 maart 2017 en ook in dit kort geding, aan de afspraak heeft gecommitteerd, moet ook zij in dit geding als partij aan werknemerszijde worden aangemerkt. Bij de uitleg van de aangehaalde passages komt het in de verhouding tussen partijen aan op de zin die zij over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen hebben mogen toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Nu door partijen geen feiten of omstandigheden zijn gesteld die erop wijzen dat hun bedoeling destijds een andere, verdergaande was dan die naar objectieve maatstaven uit de tekst van de afspraak volgt, geven de destijds gebruikte bewoordingen bij die uitleg de doorslag. Daaruit volgt enerzijds dat partijen over de concrete wijze waarop zij zich zullen inzetten voor loonnivellering en over de manier waarop dat in het CAO-overleg met Jumbo wordt vertaald, geen afspraken hebben gemaakt. Ook over het tempo waarin zal worden geprobeerd de wenselijk geachte beloningsgelijkheid dichterbij te brengen, is niets afgesproken. Uit de slotzin, dat wordt gestreefd naar ‘een duurzame loonontwikkeling die goed is voor de medewerkers en voor Jumbo’, kan anderzijds niet worden opgemaakt dat de bonden, enkel ten behoeve van het ondernemersbelang van Jumbo, de vrijheid hebben willen opgeven om bij het CAO-overleg in 2017 ook de bedrijfseconomische en -financiële positie van de onderneming (of van de groep waarvan deze deel uitmaakt) mee te wegen bij hun inzet of eisenpakket. Niet in geschil is dat die positie van Jumbo goed is.

5.7.

Bij deze stand van zaken heeft in dit kort geding te gelden dat FNV en CNV zich jegens Jumbo tot niet meer of anders hebben verplicht dan om de uitkomsten van het AWVN-onderzoek te betrekken bij het CAO-overleg in 2017. De kern van het verwijt dat Jumbo de bonden maakt is dat zij dit niet hebben gedaan. Dat de bonden hebben ingezet op een loonsverhoging van 2½% acht Jumbo in strijd met de afspraak. De bonden hebben er daartegenover op gewezen dat de gewenste loonnivellering in de sector evenzeer kan worden bereikt doordat de lonen in de VGL- en de GIL-CAO in de komende tijd meer stijgen dan die bij Jumbo. Nu het bij de uitvoering van de afspraak van 22 maart 2016, die erop gericht is dat in de sector minder op arbeidsvoorwaarden zal worden geconcurreerd, aankomt op een vergelijking tussen de hoogte van de beloning in de vier verschillende CAO’s in de sector, kan enerzijds aan Jumbo worden toegegeven dat het zaak is om bij de vaststelling van de lonen in de nieuwe CAO Jumbo Logistiek de loonontwikkeling in de drie andere CAO’s te kennen en mee te wegen, maar kunnen anderzijds de bonden met evenveel van recht van spreken volhouden dat de nivellering kan worden bereikt doordat de lonen bij de andere supermarktketens meer stijgen dan die bij Jumbo en dat zij zich daarvoor willen inzetten. Nivelleren kan immers zowel geschieden doordat de lonen bij Jumbo minder stijgen dan elders als doordat de lonen elders meer stijgen dan bij Jumbo.

5.8.

Hiermee gaat het in dit kort geding bij de beantwoording van de vraag naar de dekking van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH in de kern, n ìet om de vraag of de bedoelde vergelijking met de loonontwikkeling in de rest van de sector moet plaatsvinden in het kader van hun CAO-overleg (daartoe hebben partijen zich verbonden) en welk gewicht daarbij aan de AWVN-bevindingen toekomt (dat staat partijen, gezien hun posities in de collectieve onderhandelingen, vrij), maar om de vraag op welk moment in het CAO-overleg die vergelijking aan de orde is. FNV en CNV hebben in hun inzetbrieven van begin januari 2017 niet alleen een looneis geformuleerd, maar onder meer ook maatregelen verlangd op het gebied van de werkdruk en de verhouding tussen ‘flex’ en ‘vast’ personeel. Zoals zij in het overleg van 13 februari 2017 hebben benadrukt, wensen de bonden op korte termijn over deze (en andere) onderwerpen (dan de lonen) afspraken te maken, om vervolgens te beoordelen of - en in hoeverre - wordt vastgehouden aan de initiële looneis van 2½%. Ook bij brief van 20 maart 2017 hebben de bonden herhaald dat die andere onderwerpen voor hen ‘zeer urgente kwesties’ zijn waarover zij thans afspraken willen maken. Ter zitting heeft mevrouw D. van der Leiden, bestuurder van FNV Handel, dit herhaald door op te merken dat de inzet van de bonden is gericht op ‘meer vaste banen’ en ‘minder werkdruk’, en dat het loon ‘het sluitstuk’ van de CAO-onderhandelingen is. Onder deze omstandigheden staat de afspraak van 22 maart 2016 niet aan het voeren van de litigieuze collectieve acties in de weg. Deze acties kunnen redelijkerwijs bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht van FNV en CNV op collectief onderhandelen met Jumbo. De acties hebben immers ten doel om te proberen Jumbo thans allereerst te bewegen om met hen afspraken te maken over onder meer de werkdruk en ‘flex/vast’-verhouding. Dat de bonden hiermee niet willen wachten totdat de uitkomst van de andere CAO-onderhandelingen in de sector bekend zijn, terwijl Jumbo tot dat moment geen definitieve afspraken wil maken, vormt een belangengeschil in de zin van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH.

5.9.

De staking die vanaf 11 april 2017 bij Jumbo plaats vindt wordt dan ook gedekt door artikel 6, aanhef en onder 4 ESH en moet in beginsel door haar worden geduld als een rechtmatige uitoefening van het in deze verdragsbepaling erkende grondrecht, ondanks de met haar beoogde en op de koop toe te nemen schadelijke gevolgen voor Jumbo als bestaakte werkgever en voor anderen, onder wie haar franchisenemers en de consumenten. Het recht op collectieve actie kan dan slechts worden beperkt op grond van het bepaalde in artikel G ESH. Het ligt op de weg van Jumbo om aannemelijk te maken dat beperking van het recht op collectieve actie in dit geval maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk is. Voor zover Jumbo zich - ook - in dit verband heeft beroepen op de afspraak van 22 maart 2016 stuit haar betoog af op hetgeen hierboven daaromtrent is overwogen. Ook aan het door Jumbo ingeroepen ultimum remediumbeginsel komt dan ook geen gewicht toe. Naar aanleiding van hetgeen Jumbo overigens heeft aangevoerd, wordt het volgende overwogen.

5.10.

Jumbo heeft de bonden procedurele onzorgvuldigheid verweten. Allereerst zou Jumbo, in strijd met de op 27 maart 2017 geboden gelegenheid om binnen een week op de petitie te reageren, al op 29 maart 2017 een ultimatum zijn gesteld. De voorzieningenrechter volgt Jumbo hierin niet, omdat niet is gebleken dat zij in haar belang is geschaad doordat de bonden haar reactie op de petitie niet hebben afgewacht. Dat zou alleen het geval zijn geweest, indien zij naar aanleiding van die petitie haar positie zou hebben willen heroverwegen. Daarvan is niet gebleken, integendeel: na de ontvangst van de petitie, en ook na het ultimatum van 29 maart 2017, is in de opstelling van Jumbo geen wezenlijke verandering gekomen. Zij is blijven volhouden dat in het CAO-overleg geen definitieve afspraken konden worden gemaakt voordat er duidelijkheid zou zijn over de loonontwikkeling in de rest van de sector.

5.11.

Jumbo heeft zich voorts beroepen op het ontbreken van een concrete aanzegging van de acties. Ook dit beroep faalt, omdat haar bij brieven van 29 maart 2017 collectieve acties, daaronder werkonderbrekingen, in het vooruitzicht zijn gesteld ingeval niet vóór maandag 3 april 2017 om 18.00 uur aan de eisen van de bonden tegemoet zou worden gekomen. Vanaf 29 maart 2017 heeft Jumbo de gelegenheid gehad om zich hierover te beraden en om, bij handhaving van haar standpunt, onnodige bedrijfsschade te voorkomen. Op de bonden rustte niet de verplichting om Jumbo tevoren, of telkens bij een uitbreiding of verplaatsing van de acties, over de precieze modaliteiten van het gekozen actiemiddel te informeren. Gesteld noch gebleken is dat de acties tot veiligheidsrisico’s hebben geleid of zullen leiden. Voor zover zich ergens bij een distributiecentrum enige verkeersdrukte heeft voorgedaan doordat Jumbo-vrachtwagens niet snel genoeg konden worden geladen, lijkt dit zonder werkelijk gevaar voor de verkeersveiligheid te zijn opgelost. Mogelijke problemen met de houdbaarheid van versproducten kunnen bezwaarlijk worden beschouwd als een gevaar voor een van de in artikel G ESH genoemde algemene belangen, al was het maar omdat Jumbo er zo nodig voor kan kiezen deze producten - zo nodig anders dan tegen betaling - voor consumptie ter beschikking te stellen. Ook met belemmering in de distributie van dit deel van haar assortiment is dus enkel een financieel belang van Jumbo zelf gemoeid.

5.12.

Het beroep dat Jumbo op de disproportionaliteit van de acties heeft gedaan, wordt verworpen. Met het betoog omtrent de door haar voorgestane belangenafweging ziet Jumbo eraan voorbij dat de acties, als rechtmatige uitoefening van het grondrecht van collectief optreden, in beginsel moeten worden geduld. De bedrijfsschade die van de acties het onvermijdelijke gevolg is, heeft Jumbo te accepteren. Deze schade is inherent aan het gebruik door de bonden van het stakingswapen. Dat de schade dermate groot is dat het voortbestaan van het bedrijf in gevaar komt, heeft Jumbo niet gesteld. Dat ligt bij een staking die nog maar enkele dagen duurt en waaraan - zoals de heer [A] namens Jumbo ter zitting heeft verklaard - 95% van het personeel niet deelneemt, ook bepaald niet in de rede. Van ‘serious hardship to the national economy’, zoals het deskundigencomité van de IAO het eens formuleerde, is al helemaal geen sprake.

5.13.

Op het voorgaande stuit de vordering van Jumbo, in al zijn onderdelen, af. Voor zover Jumbo (in het petitum, primair onder c) heeft gevorderd om FNV en CNV te veroordelen om de afspraak van 22 maart 2016 na te komen, staat ook de onbepaaldheid ervan aan toewijzing in de weg. Welke concrete actie Jumbo daarmee van de bonden verlangt, blijkt daaruit namelijk niet.

5.14.

Jumbo wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten. Deze worden tot dit vonnis aan de zijde van FNV en CNV begroot op € 1.434,--, waarvan € 618,-- aan griffierecht en € 816,-- voor salaris advocaat.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.

wijst de vordering van Jumbo af;

5.2.

veroordeelt Jumbo in de proceskosten, aan de zijde van FNV en CNV tot op heden begroot op € 1.434,--, waarvan € 618,-- aan griffierecht en € 816,-- voor salaris advocaat.

5.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2017.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature