Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Heeft een besteller voor PostNL een arbeidsovereenkomst?

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 2894717 CV EXPL 14-7948

Vonnis van: 6 maart 2015

F.no.: 646

Vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]

eiser

nader te noemen [eiser]

gemachtigde: mr. E.D. van Tellingen

t e g e n

PostNL Pakketten Benelux B.V.

gevestigd te Hoofddorp

gedaagde

nader te noemen PostNL

gemachtigde: mr. J.M. van Slooten

VERLOOP VAN DE PROEDURE

Ter uitvoering van het tussenvonnis van 20 juni 2014 heeft op 28 augustus 2014 een comparitie van partijen plaatsgevonden. [eiser] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. PostNL is verschenen vertegenwoordigd door [naam 1], [naam 2] en [naam 3] en bijgestaan door haar gemachtigde. Daarna zijn nog de volgende processtukken ingediend:

- de conclusie van repliek van [eiser] met producties;

- de conclusie van dupliek van PostNL met producties;

- akte uitlating producties van [eiser].

Daarna is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Als gesteld en niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat het volgende vast:

1.1.

[eiser] en PostNL zijn op 21 oktober 2010 een vervoersovereenkomst aangegaan voor onbepaalde tijd. De wijken waarin [eiser] pakketten diende te bezorgen stonden beschreven in een Bijlage bij de Vervoersovereenkomst. Aanvankelijk betrof dit alleen de wijk ‘[wijk]’. Er gold op dat moment een tarief van ‘€ 1,39 per succesvolle stop’.

1.2.

Op 13 december 2010 is een nieuwe Bijlage tussen partijen overeengekomen, op grond waarvan de te bezorgen pakketten het gebied [wijk] bedroeg, alsook ‘[wijk]’. De vergoeding werd toen € 1,32 per succesvolle stop.

1.3.

Op 26 maart 2012 is een Bijlage door partijen overeengekomen, betrekking hebbend op het gebied Amsterdam West, nader omschreven als ‘[wijk], [wijk], [wijk]’ en met een vergoeding van € 1,20 per stop.

1.4.

[eiser] heeft op 16 april 2012 een brief geschreven aan PostNL, waarin hij kenbaar maakt de door PostNL opgelegde tariefdaling van € 0,05 desnoods te willen accepteren, maar niet bereid te zijn om de maandagroute te rijden. [eiser] schrijft dat PostNL geen ruimte laat ‘voor een normaal gesprek laat staan een onderhandeling’.

1.5.

PostNL heeft op 9 mei 2012 aan [eiser] geschreven de vervoersovereenkomst (nogmaals) met inachtneming van een termijn van één maand op te zeggen, dat wil zeggen per 10 juni 2012. [eiser] heeft op die brief via zijn gemachtigde gereageerd.

1.6.

[eiser] heeft PostNL in kort geding gedagvaard. De kort gedingrechter heeft bij vonnis van 25 juli 2012 de vorderingen van [eiser] afgewezen. De kort geding rechter overweegt daartoe onder andere dat de opzegtermijn van één maand contractueel is vastgelegd, en dat het er vooralsnog voor wordt gehouden dat het naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is dat PostNL die opzegtermijn van één maand heeft gehanteerd.

1.7.

Na dit kort geding had [eiser] nog één wijk over, te weten in Amsterdam.

1.8.

Aan [eiser] is door PostNL in september 2012 een tweede wijk in Amsterdam aangeboden. [eiser] is niet met de hierbij door PostNL gehanteerde voorwaarden akkoord gegaan. PostNL heeft vervolgens ook de overeenkomst met betrekking tot de Amsterdamse wijk opgezegd per 24 oktober 2012.

1.9.

[eiser] liet zich in de uitvoering van zijn bezorgwerkzaamheden bijstaan door onder andere [naam 4], [naam 5], [naam 6], [naam 7], [naam 8], [naam 9], [naam 10], [naam 11] en [naam 12].

STANDPUNT VAN PARTIJEN

2. [eiser] vordert van PostNL, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van primair (i) het netto salaris van € 5.166,- per maand vanaf 10 juni 2012 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, genoemd salaris verhoogd met de wettelijke verhoging van art. 7:625 BW en de wettelijke rente; subsidiair (ii) een bedrag van € 30.996,-, verhoogd met wettelijke rente, en in beide gevallen (iii) de proceskosten. [eiser] voert daartoe aan, primair, dat sprake is van een arbeidsovereenkomst welke niet is geëindigd, en subsidiair, dat sprake is van een opdrachtovereenkomst welke niet is geëindigd dan wel, wanneer deze wel is geëindigd, dit op schadeplichtige wijze is geschied.

3. PostNL bestrijdt de vorderingen en verzoekt deze af te wijzen met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. PostNL voert hiertoe aan dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, noch van een onder het BBA vallende opdrachtovereenkomst. De overeenkomst is door PostNL niet op schadeplichtige wijze opgezegd.

4. De overige argumenten die partijen aan hun vordering en verweer ten grondslag leggen zullen hierna worden besproken.

BEOORDELING

5. [eiser] heeft ter comparitie verklaard dat de hoeveelheid werkzaamheden die op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst moet worden uitgevoerd, zodanig omvangrijk is, dat dit niet door hem alleen, of door enige ander enkel persoon, kán worden uitgevoerd. [eiser] heeft ook verklaard dat hij zich voor de uitvoering van de bedongen werkzaamheden door meer dan drie personen, niet zijnde familieleden, liet bijstaan. Op grond reeds van deze omstandigheden kan de tussen partijen gesloten overeenkomst niet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst, nu een arbeidsovereenkomst tot uitgangspunt heeft dat de bedongen arbeid door de werknemer zelf dient te worden verricht. Daarvan is in de onderhavige situatie geen sprake. Om dezelfde reden is ook het BBA niet van toepassing, nu art. 1 sub b onder 2 van dat besluit vereist dat de bedongen arbeid ‘persoonlijk’ wordt verricht. De primaire vordering wordt daarom afgewezen, evenals de subsidiaire vordering voor zover deze is gebaseerd op de toepasselijkheid van het BBA. De opmerkingen van [eiser] over de door PostNL gegeven instructies en de door PostNL uitgeoefende controles behoeven daarmee geen verdere bespreking.

6. De subsidiaire vordering is er verder op gebaseerd dat de door PostNL verrichte opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, en dat van onaanvaardbaarheid geen sprake meer zou zijn indien een opzegtermijn van zes maanden in acht was genomen. Om die reden wordt de netto winst gedurende zes maanden gevorderd, zijnde € 30.996,-.

7. Als omstandigheden voor de onaanvaardbaarheid van de opzegging door PostNL noemt [eiser]:

 Er is door PostNL een opzegtermijn van slechts één maand in acht genomen; na de collectieve acties in 2013 is de door PostNL te hanteren opzegtermijn verlengd van één maand naar drie maanden;

 [eiser] is economisch afhankelijk van PostNL;

 PostNL wilde [eiser] een contractwijziging opdringen, waar [eiser] in redelijkheid niet mee hoefde in te stemmen;

 [eiser] heeft, kort voor de opzegging, nog investeringen gedaan, op verzoek van PostNL dan wel met medeweten van PostNL.

8. PostNL heeft bestreden dat sprake was van een opzegging die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. PostNL heeft daarbij gewezen op het volgende:

 Aanvankelijk is door PostNL op 13 april 2012 mondeling en schriftelijk opgezegd tegen 10 mei 2012. Toen [eiser] stelde de schriftelijke opzegging niet te hebben ontvangen is opnieuw schriftelijk opgezegd op 9 mei 2012 tegen 10 juni 2012. [eiser] heeft daartegen geprotesteerd, waarna partijen met elkaar in gesprek zijn gekomen. [eiser] is een kort geding procedure gestart, waarbij de door hem verzochte vordering is afgewezen. Daarna heeft PostNL hem toch in september 2012 een nieuw aanbod gedaan voor een tweede Amsterdamse wijk, welk aanbod door [eiser] is afgewezen. Vervolgens is de overeenkomst met betrekking tot de resterende Amsterdamse wijk opgezegd tegen 24 oktober 2012. [eiser] was dus al vanaf 13 april 2012 op de hoogte dat beëindiging of vermindering van het contract in de lucht hing;

 [eiser] is niet afhankelijk van PostNL: [eiser] kan ook werkzaamheden gaan verrichten voor concurrenten van PostNL, zoals Selektvracht of TNT;

 Het door PostNL aan [eiser] gedane voorstel was redelijk;

 Dat [eiser] bepaalde investeringen heeft gedaan is zijn verantwoordelijkheid geweest. Hij had de voor het bezorgen van pakketten benodigde bedrijfswagens kunnen aanschaffen op basis van een contract dat makkelijker kon worden beëindigd; hij kon na afloop van het contract met PostNL de bedrijfswagens ook gebruiken voor andere opdrachtgevers;

 De opzegging van de laatste Amsterdamse wijk is geschied aangezien [eiser] had gedreigd de publiciteit te zullen opzoeken. Dit is door [eiser] ook niet weersproken.

9. De kantonrechter vat de vordering van [eiser] aldus op dat deze stelt dat het de opzegging van 9 mei 2012 is waarvan de vernietiging wordt ingeroepen dan wel waarvan de gevolgen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Primair wordt immers het loon gevorderd vanaf 10 juni 2012. [eiser] heeft niet betwist dat PostNL de relatie met hem uiteindelijk heeft beëindigd per 24 oktober 2012, dus ruim 5 maanden na de opzegging van 9 mei 2012 en dat hem in september 2012 door PostNL een voorstel was gedaan voor een tweede Amsterdamse wijk.

10. PostNL heeft gesteld, en [eiser] heeft niet weersproken, dat [eiser] op jaarbasis een resultaat genoot van € 120.000,-. PostNL heeft gesteld, en [eiser] heeft niet weersproken, dat [eiser] na de opzegging door PostNL met betrekkelijk eenvoudige aanpassingen, zijn bedrijfsmiddelen, waaronder zijn auto’s, kon inzetten ten behoeve van het vervoeren van goederen voor concurrenten van PostNL, zoals Selektvracht of TNT. Van een zogenaamde monopolie positie van PostNL ten opzichte van [eiser] is daarmee niet gebleken.

11. Ter comparitie heeft [eiser] verklaard de door hem aangeschafte bedrijfsauto’s niet voor ander werk te hebben kunnen gebruiken, aangezien op die auto’s beslag was gelegd door de belastingdienst. [eiser] heeft niet gesteld dat dit beslag te maken had met de uit de onderhavige problematiek voortvloeiende schulden.

12. Vast staat dat PostNL aan [eiser] te kennen heeft gegeven de oorspronkelijke afspraak te willen vervangen door een nieuwe afspraak, bij gebreke waarvan de relatie zou worden beëindigd. Het voorstel kwam er kort gezegd op neer dat voor [wijk] en [wijk] in plaats van een stoptarief (dat wil zeggen een vergoeding voor een of meer geslaagde afleveringen op één adres) van € 1,32 en een toeslag van € 0,16 (per afgeleverd pakket) nu een stoptarief zou gaan gelden van € 1,27 op dinsdag tot en met zaterdag en van € 1,48 op maandag. De verlaging op dinsdag tot en met zaterdag was volgens PostNL gerechtvaardigd doordat het pakketvolume met 8% was gestegen, en er dus makkelijker en sneller veel pakketten konden worden bezorgd. De verhoging op maandag compenseerde dat het volume op maandag lager ligt.

13. [eiser] heeft het nieuwe voorstel niet geaccepteerd. Hij heeft uiteindelijk te kennen gegeven nog wel te kunnen instemmen met de verlaging van het tarief op dinsdag tot en met zaterdag, maar dan de maandagen niet te willen bezorgen, omdat dat onrendabel was. PostNL heeft daar tegenover gesteld dat [eiser] altijd al op maandag had besteld.

14. [eiser] heeft niet betwist dat het volume aan te bezorgen pakketten in de aan april 2012 voorafgaande periode met 8% is gestegen. Het komt de kantonrechter, met PostNL, aannemelijk voor dat die stijging tot een verhoging van efficiency voor [eiser] leidt. Immers, het zal vaker voorkomen dat er meerdere pakketten op één adres moeten worden bezorgd, hetgeen door middel van de toeslag tot een extra betaling leidt. Ook zal, naar mag worden aangenomen, in de stedelijke gebieden waar hij werkt, de gemiddelde door [eiser] af te leggen afstand per extra te bezorgen pakket afnemen. [eiser] heeft het door PostNL gedane voorstel niet willen uitproberen, maar het op voorhand afgewezen. [eiser] heeft ook niet onderbouwd dat het voorstel tot uitbreiding met een extra Amsterdamse wijk onredelijk was. Door die extra wijk te accepteren had hij twee (Amsterdamse) wijken gehad, zonder dat daaraan de door hem blijkbaar als onaantrekkelijk ervaren maandagbezorging vastzat. Nu het voorstel van PostNL niet op voorhand als onredelijk overkomt komt in dat geval zo’n afwijzing voor rekening en risico van [eiser]. Daarmee is het door PostNL vervolgens opzeggen van de overeenkomst, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. De (meer) subsidiaire vordering van [eiser] wordt dan ook afgewezen.

15. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [eiser] in de proceskosten veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:

wijst de vorderingen af;

veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding tot op heden begroot op € 1.200,- (drie punten) aan salaris gemachtigde, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;

veroordeelt [eiser] tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en gedaagde niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;

verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Aldus gewezen door mr. G.C. Boot, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature